Dialoogbijeenkomst: Mobiliteit

Op maandag 10 juni 2024 vond er een dialoogbijeenkomst plaats over de omgevingsvisie 2.0. Op deze pagina leest u het verslag van de bijeenkomst over het onderwerp: Mobiliteit.

Indeling avond

De avond is verdeeld in plenaire sessies en twee rondes in groepen. Voor deze dialoogbijeenkomst konden verschillende groepen zich aanmelden. Tijdens de plenaire start werd duidelijk dat behalve bewoners, ook vertegenwoordiging van verschillende organisaties, een aantal ondernemers, raadsleden, de schrijvende pers en ambtenaren aanwezig waren.
In ronde 1 kon elke deelnemer aangeven wat zijn of haar relatie tot het thema was en kon gediscussieerd worden over de verschillende ingebrachte ideeën of dilemma’s. Op de website van de gemeente was ter voorbereiding een tekst per thema opgenomen. Ronde 1 werd afgesloten met het gezamenlijk opstellen van een boodschap die de groep wilde meegegeven aan de andere groepen. Deze boodschappen werden vervolgens plenair gedeeld waarna in dezelfde groepen als bij ronde 1 deze input werd besproken in samenhang tot het thema. De avond werd plenair afgesloten door een gedicht van gemeentedichter Lianne Keemink en een woord van dank van wethouder Titia Cnossen.

Ronde 1

Elk thema werd voorgezeten door een gespreksleider. De gespreksleider is niet noodzakelijk iemand die in het dagelijks werk op dit thema werkzaam is. Vanuit het thema mobiliteit is een aantal adviseurs van de gemeente aanwezig. Ook enkele collega’s van andere teams zijn aanwezig. Verder waren drie inwoners en een raadslid aanwezig. Wethouder Titia Cnossen en Valentijn van Maurik van De Heraut schoven gedurende de sessies aan, maar waren niet de gehele tijd aanwezig. De gespreksleider – S. – geeft bij de introductie aan dat iedereen apart in een aantal minuten kan vertellen wat zijn of haar relatie tot het thema mobiliteit is. Er zijn geen goede of foute meningen, stellingen of vragen. Het doel is met een open discussie te komen tot een verdieping van ideeën en eventueel een visie op de toekomst.

Op deze wijze komen alle deelnemers aan het woord. In dit verslag wordt in tekst de discussie weergegeven. Een opsomming wordt aan het eind van de discussie gemaakt.

Deelnemers aan het woord

T. is de eerste die aan het woord komt. T. is werkzaam voor de gemeente als adviseur mobiliteit. Hij adviseert in gebiedsontwikkelingen zoals bijvoorbeeld Driehoek Noordpolder waarbij participatie van de omgeving een grote rol heeft gespeeld. Verder hoort o.a. verkeersveiligheid tot zijn takenpakket. Desgevraagd geeft T. aan met name de mobiliteitstransitie een belangrijk onderwerp te vinden. Dit is het stimuleren van fietsgebruik, verbeteren van fietsvoorzieningen en voorzieningen voor voetgangers en het verbeteren van openbaar vervoer. Dit alles om ervoor te zorgen dat er een betere mix ontstaat van verschillende modaliteiten (dit zijn manieren van verplaatsen). Voor wat betreft het openbaar vervoer vult I. aan dat de gemeente niet gaat over het openbaar vervoer. In onze regio is dat de MRDH. C. geeft aan dat de gemeente wel invloed heeft door zijn contacten met de MRDH.

Na T. wordt het woord gegeven aan Valentijn van Maurik. Valentijn is aanwezig als schrijvende pers voor De Heraut. Valentijn maakt veel gebruik van het openbaar vervoer. Mobiliteit is voor hem de mogelijkheid om ergens te komen. Hij woont in Bleiswijk en geeft aan dat het openbaar vervoer op sommige plaatsen beter is, maar dat er ook plaatsen zijn waar dit slechter is. Omdat hij in zijn hoedanigheid als journalist deelneemt, wil hij voornamelijk luisteren wat er allemaal gezegd wordt, zijn menig doet er in dit geval niet toe.

P. is namens natuurbeschermingsvereniging Rotta aanwezig. Rotta is werkzaam in het recreatiegebied Rottemeren in de gemeenten Zuidplas, Rotterdam en Lansingerland. P. is voorzitter van Rotta. In zijn verhaal benoemt hij de conflicten in natuurgebieden tussen auto, fiets en wandelaar maar bijvoorbeeld ook met paardrijders. S. vraagt hoe dit zich tot elkaar verhoudt. P. geeft aan dat inspraak en participatie kan helpen. Door inspraak en participatie is bijvoorbeeld het tracé van de A16 groener geworden. In gesprek zijn helpt “De gemeente luistert wel, al krijg je niet altijd je zin”. Hij sluit af met de quote: “Als het moet, doe het dan zo groen mogelijk”

De volgende die aan het woord komt is G. Hij is in 1986 in Berkel komen wonen, zijn dochter woont nu in Bleiswijk. G. geeft aan station Lansingerland-Zoetermeer niet als een prettige verblijfplaats te ervaren. Hij gebruikt dit station om met de trein naar Nijmegen te reizen. Als knooppunt functioneert dit station in zijn ogen niet goed. Borden zijn niet goed leesbaar en staan op de verkeerde plaats, de omroep is niet goed, en als verblijfplaats is dit een plek waar je niet wilt zijn. Ten slotte zijn de fietsverbindingen naar het station niet goed. Als referentie geeft G. aan dat station Ypenburg wel goed bereikbaar is voor de fietser. Verder geeft G. aan dat de fietsenstalling voor het gemeentehuis (voor bezoekers zijn er alleen een paar niet-overdekte fietsnietjes) niet aan zijn verwachting voldoet. Een verder specifiek punt betreft zijn woonlocatie: G. woont aan de Warmoezerij in het centrum van Berkel. In de loop der jaren is er in Berkel centrum steeds meer gebouwd met veel verkeer op de Gemeentewerf tot gevolg. Vanuit de Warmoezerij wordt het steeds lastiger om op de Gemeentewerf te komen. G. geeft als oplossing meer te kiezen voor gerichte verkeersstromen: “zorg ervoor dat de parkeerplaats alleen te bereiken is via de Oudelandselaan”. Dit geeft de fietser meer ruimte om via de Rodenrijseweg, Kerkstraat en Gemeentewerf te bereiken.
P. vult aan “Er is teveel voorrang gegeven aan de auto”. Er is veel ruimte voor parkeren van auto’s, maar aan concepten als deelscooter en deelfiets wordt weinig aandacht geschonken.

Na G komt I. aan het woord. I. is strategisch adviseur mobiliteit bij de gemeente en geeft aan zich zorgen te maken om de bereikbaarheid: “het aantal inwoners stijgt, we bouwen meer woningen en maken meer verplaatsingen”. De focus ligt nog teveel op de auto volgens I. Desgevraagd geeft hij aan een keer een berekening hiertoe gemaakt te hebben: “Om iedereen te kunnen laten parkeren in de nieuwe gebiedsontwikkelingen is 60 voetbalvelden aan ruimte nodig” En dit is alleen voor parkeren, de ruimte voor wegen komt daar nog bij. Hij geeft de volgende overweging mee:
“Mobiliteit is geen doel, mobiliteit is volgend en faciliterend voor hogere doelen als bijvoorbeeld wonen en kwaliteit van leefomgeving”

Ook I. benadrukt dat de mobiliteitstransitie een belangrijke plaats inneemt. In dit kader noemt hij de metropolitane fietsroutes waarbij directe fietsverbindingen tussen grote kernen worden aangelegd. G. noemt dit een goed punt maar benadrukt ook de beveiliging van de fiets, zeker ook omdat fietsen steeds duurder worden.

M. is adviseur mobiliteit en wonen bij de gemeente. Werkzaam op beide terreinen ziet ze ook de wrijving tussen beide thema’s. De vraag naar woningen neemt toe. In de komende periode worden 11.000 woningen bijgebouwd. “Dit is de ambitie”. Ze benadrukt dat beter openbaar vervoer kan helpen het autogebruik te verminderen, ze heeft ook in Rotterdam gewerkt en maakte daar veelvuldig gebruik van het openbaar vervoer.

C. geeft aan dit te herkennen. Auto’s worden geparkeerd bij Metrostation Meijersplein en er wordt verder gereisd met de Randstadrail naar Rotterdam, parkeren is gratis als verder gereisd wordt met het openbaar vervoer. Deze verbinding staat in schril contrast met het openbaar vervoeraanbod, bijvoorbeeld in Bleiswijk. Hier rijdt de bus 2 keer per uur. Juist het aanbod voor de ‘last- en first mile’ (dit betekent van verblijfplaats naar een halte en van een halte naar de bestemming) maken het openbaar vervoer een goed product of juist niet.

De volgende die aan het woord komt, is P.B. P.B. is hoofd infra bij de Politie en woonachtig in Bergschenhoek. Terugkomend op de last- en first mile geeft hij aan dat hier sprake is van een luxeprobleem. In Drenthe is in hele delen helemaal geen goed openbaar vervoer aanwezig. Als toekomstvisie geeft P.B. aan vooral “het laaghangend fruit niet uit zicht te verliezen”.
Hij heeft hier ook voorbeelden van: inzetten op meer fietsparkeerplekken, veiliger maken van rotondes en veiliger maken van fietsroutes (1-zijdig fietspad versus 2-zijdig fietspad). Met name voor dat laatste punt is de situatie op de Berkelse weg een doorn in het oog: 2-zijdige fietspaden waar ook een 1-zijdig fietspad aan de andere zijde is, onveilige oversteken, ook op rotondes en bordjes op fietspaden waarop staat dat er niet gestrooid wordt bij gladheid. Dit vraagt om verbetering.

I. vraagt wat er zou moeten wijken voor fietsparkeerplekken: “Op straat is niet veel ruimte”. P. geeft aan dat de nieuwe ondergrondse fietsparkeervoorziening een goed idee is (Casa Cadanza). Ook ziet hij mogelijkheden voor fietsparkeren in de parkeergarages. Bergschenhoek heeft er twee. “Een aantal autoparkeerplekken kunnen makkelijk worden omgevormd tot fietsparkeerplekken. Ook invoering van betaald parkeren wordt niet als onmogelijk bestempeld. T. geeft aan dat parkeernormen een van de knoppen is waaraan gedraaid kan worden teneinde de mobiliteitstransitie in gang te zetten. Ten slotte wordt aangegeven dat het parkeren door werknemers in omliggende woonwijken van bedrijven onmogelijk gemaakt zou moeten worden. Als men ver van het werk woont, dient het openbaar vervoer aantrekkelijker gemaakt te worden, inclusief first- en last mile.

J. is ook namens de gemeente aanwezig. Zij is projectleider omgevingsplan en als planjurist betrokken bij de invoering hiervan. J. woont verder weg en is voor het bereiken van het gemeentehuis afhankelijk van de auto, openbaar vervoer is geen optie. Ze merkt op dat aanpassingen aan bijvoorbeeld de N209 teneinde de doorstroming te bevorderen niet zomaar gemaakt zijn. Ruimte ontbreekt om de weg bijvoorbeeld te verbreden. Hiervoor zal grond aangekocht moeten worden, een, ook juridische, lastige operatie.

C. komt aan het woord. C. woont al sinds 1986 in Bleiswijk en is ook raadslid. Hij herkent de problematiek van de N209 en benadrukt nogmaals nut en noodzaak van goede fietspaden en bewaakte fietsenstallingen: “Verleid mensen om te gaan fietsen”. Verder geeft hij aan de voorrangsregeling voor fietsers op een aantal plaatsen onduidelijk te vinden. In het kader van verkeersveiligheid verdient dit ook aandacht. C. heeft als voorbereiding de tekst die bij de uitnodiging zat en op de website stond doorgenomen. Als centrale vraag wordt hier gesteld: “Hoe kan Lansingerland (en de regio) de nodige groei doormaken en tegelijkertijd verkeersveilig, leefbaar en bereikbaar blijven?“ C. stelt kanttekeningen bij “de nodige groei” Is dit wel nodig? G. geeft aan dat hij regelmatig in Drachten komt en dat daar voldoende gebouwd wordt. M. geeft aan geboren te zijn in Drachten en dat de woningen daar wel betaalbaar zijn maar toch minder goed verkocht worden. De vraag naar woningen ligt in het westen van het land. De opgave voor de komende jaren is 11.000 woningen erbij. Hiermee is Lansingerland één van de gemeenten waar de groei het grootst is. Desgevraagd wordt niet duidelijk waarom deze ambitie zo hoog is voor Lansingerland. Is dit nog afkomstig uit de Vinex-ambitie? Ten slotte geeft C. nog mee dat meer ingezet kan worden op deelmobiliteitsprojecten. Vanuit Odijk kent hij een succesvol Greenwheels project. Dit biedt ook mogelijkheden. Hij sluit af met: “Verleid mensen tot minder autobezit”

A. is ambtelijk opdrachtgever en werkt bij de gemeente. Hij heeft in zijn werk veel te maken met woningbouwprojecten en geeft aan dat het woningbouwprogramma een belangrijk onderdeel is van de transitie die we aan het doormaken zijn. Ter nuancering benoemt hij dat ook in het oosten van het land veel gebouwd wordt. Zijn relatie met mobiliteit is: “pak eerst de fiets” al heeft hij ook wel een auto tot zijn beschikking. Woningbouw is nodig en noodzakelijk: “We doen het voor onze (klein)kinderen”

R. geeft in een aantal genoemde quotes aan wat de boodschap is die we mee willen geven aan de andere groepen, dit zijn:

  • Als je moet kiezen, doe het dan zo groen mogelijk;
  • Maak van de stations een reizigers vriendelijke verblijfplaats;
  • Mobiliteit is geen doel op zich, maar volgt hogere doelen;
  • Kies ook voor laaghangend fruit: fietsparkeerplekken, veilige rotondes en veilige fietsroutes;
  • Verleid mensen om te gaan fietsen;
  • Meer parkeerplekken voor fietsen, bijvoorbeeld in autoparkeergarages;
  • Probeer ‘om’ te denken;
  • Zet de fiets op 1 in de kernen;
  • Aandacht voor first- en last mile;
  • De transitie: we doen het voor onze kinderen.

Ronde 2

Tijdens de plenaire sessie tussen de twee rondes, zijn in het kort de boodschappen van de verschillende themagroepen benoemd. Aan de groepen is gevraagd de oorspronkelijke onderwerpen in samenhang te brengen met de boodschappen uit de andere groepen. De groepssamenstelling blijft hetzelfde. In onze groep werden de verschillende thema’s afzonderlijk behandeld en werd gekeken of de boodschap aansloot met de discussie die gevoerd is en de boodschap die we zelf hebben opgesteld.

Als eerste werd de boodschap van de groep “Kwaliteit van de leefomgeving” doorgenomen. De punten worden in willekeurige volgorde besproken:

  • In het algemeen wordt gesteld dat de boodschap van dit thema goed aansluit op de uitgesproken intenties en boodschap van onze groep.
  • “Bereikbaar maken van groen”. Gesteld wordt dat groen ook in de bebouwde omgeving gebracht kan worden. Een voorbeeld is meer fietspaden met “lanen van bomen”. Dit zou bijvoorbeeld goed kunnen rond bijv. bedrijventerrein Oudeland. I. stelt in dit kader dat ook hier keuzes gemaakt moeten worden. Een veiliger, breder fietspad naar station Lansingerland-Zoetermeer is niet altijd inpasbaar door de bomen die langs het fietspad liggen. “Willen we bomen of een veiliger fietspad?” P. geeft aan dat er in dit geval keuzes gemaakt moeten worden. Maak de dilemma’s inzichtelijk en “maak uitlegbare keuzes”. J. vult aan dat er ook andere oplossingen gezocht kunnen worden door bijvoorbeeld voor andere bomen te kiezen of bomen te herplanten.
  • “Zorgvuldiger zijn met wat je niet ziet”. Aandacht voor luchtkwaliteit, licht en geluid heeft een duidelijke relatie met mobiliteit. Zicht is belangrijk voor verkeersveiligheid en licht heeft een relatie tot sociale veiligheid. Ook fijnstof en straling zijn aspecten die aandacht vragen in deze. Oplossingen kunnen gezocht worden in milieuzonering, omlaag brengen van snelheden. Bijvoorbeeld van 80 naar 60 op de N209. En meer kiezen voor de fiets, ook hier komt de mobiliteitstransitie naar voren. Er zijn ook bedreigingen. Grote bedrijven die nu gevestigd zijn aan de rand van de A12 zullen misschien wel de kortste weg over de N209 kiezen naar Rotterdam. Is dit reeds voorzien in de vergunningverlening? Heeft de gemeente hier invloed op?  

Als tweede werd de boodschap van de groep “Wonen” doorgenomen. De punten worden in willekeurige volgorde besproken:

  • “Niet alleen stenen stapelen”. Wonen en mobiliteit zijn communicerende vaten. Meer woningen zorgt voor meer verplaatsingen. Minder woningen zorgt voor betere mogelijkheden voor bereikbaarheid.
  • “Efficiënt grondgebruik”. Het soort woningen en waar ze gebouwd worden, heeft invloed op mobiliteit. In het lint kun je niet zomaar bouwen. Verder is er een relatie tussen sociale woningbouw en parkeernormen. Rond openbaar vervoer locaties kunnen zones ingesteld worden met lagere parkeernormen. Andere mogelijkheden zijn parkeerkelders, al worden deze als zeer duur bestempeld, en gebruik van deelautoconcepten bij gebiedsontwikkelingen. Ten slotte wordt de mogelijkheid van vervoer over water aangestipt. In andere delen van het land is dit zeer kansrijk, wellicht hier ook?

Als derde werd de boodschap van de groep “Economie” doorgenomen. De punten worden in willekeurige volgorde besproken:

  • “Toekomst in innovatieve glastuinbouw”. Afgevraagd wordt of grootschalige landbouw –of glastuinbouw- noodzakelijk is. Moeten we juist niet af gaan schalen? Gesteld wordt dat juist innovatieve glastuinbouw hier een rol kan spelen. Met verticale kassen is het grondbeslag juist kleiner.
  • “Alles moet goed en vlot bereikbaar zijn. Alles begint met mobiliteit, als je er niet heen kan kom je er niet”. De economie staat hierbij op één en bereikbaarheid is hierbij essentieel. Vraag is of bedrijven nu niet goed te bereiken zijn. Oplossingen liggen in pendelbus, OV-fiets en andere last mile oplossingen. Deze worden ook aangedragen aan bedrijven, de gemeente is hier faciliterend. Ook het bouwen van woningen in de buurt van bedrijven kan helpen. Sleutel hierbij ook aan de parkeernormen, zo wordt gesteld: “Eén parkeerplaats per woning, heb je nog een auto dan moet je zelf het parkeren hiervoor regelen”.
  • “Ruimte beter benutten bij wonen”. Ook voor parkeren kan dit een oplossing bieden. Kies meer voor hoogbouw met parkeren onder het gebouw. Hierbij wordt tegengeworpen dat bij gebiedsontwikkelingen in Lansingerland maximale bouwhoogtes worden afgesproken. Een voorbeeld hiervan is Driehoek Noordpolder. Zaken als differentiatie in parkeernormen (bijvoorbeeld bij metro-locaties) en betaald parkeren, passeren hierbij ook de revue.

Als vierde werd de boodschap van de groep “Energietransitie” doorgenomen. De punten worden in willekeurige volgorde besproken:

  • “Kwantitatief areaal is niet alles”. “Kies voor voldoende ruimte voor de kwalitatieve glastuinbouw”. Horti Science als kennisindustrie heeft een duidelijke meerwaarde. Mobiliteit hiervoor moet gericht zijn op transitiemogelijkheden. Innovatieve glastuinbouw moet positieve impact hebben op ruimtebeslag.

De sessie werd afgesloten met een ronde van persoonlijke indrukken van de avond. Deelnemers waren positief gestemd over opzet en aanpak van de avond, hiervoor werden complimenten gegeven. Verder genoemde opmerkingen waren:

  • “Dit smaakt naar meer”
  • “Omdenken”
  • “Mobiliteit raakt iedereen”
  • “We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid”
  • “Mooi om te lezen dat deze afwegingen op tafel liggen”
  • “Maak uitlegbare keuzes”
  • “De wereld is groter dan alleen de auto”
  • “Rug recht houden en koers vast”
  • “De inwoner staat centraal”