Maaibeheer
Wij maaien op verschillende manieren of methodes. Dit ligt aan de functie en het doel wat we willen bereiken per grasveld of berm. Bekijk op de maaikaart waar en hoe wij maaien.
De manieren zijn:
- Cyclisch maaien van speel- en grasvelden
Deze velden worden onderhouden volgens vastgesteld beeldkwaliteitsniveau B (CROW). - Ecologisch maaibeheer
Bij bermen, in delen van parken/groengebieden en langs waterkanten passen wij ecologisch maaibeheer toe, omdat dit de biodiversiteit, de overlevingskans van insecten en de belevingswaarde van bermen vergroot. Ecologisch bermbeheer houdt in dat we minder maaien, meer gefaseerd maaien en maaisel afvoeren. Hiermee werken we conform het keurmerk Kleurkeur van de Vlinderstichting en de Bijenstichting. Voorheen werd maaisel vaak achtergelaten in de berm. Door het maaisel af te voeren krijgen kruiden de kans om te groeien en te ontwikkelen en verschraalt het de berm, waardoor de soortenrijkdom zal toenemen.
Als bermen en graslanden niet of niet juist worden gemaaid, krijgen ruige soorten de overhand en zullen bermen uiteindelijk worden overgenomen door grassen, struwelen en bomen. Daarnaast kan dit invloed hebben op het zicht, wat de verkeersveiligheid negatief kan beïnvloeden. Veel leefgebieden van diersoorten zijn al verdwenen of zijn flink gekrompen. Kruidenrijke bermen fungeren vaak als een van de laatste toevluchtsoorden voor deze beestjes. Bloemen in deze bermen worden gebruikt als voedselbron, langer gras wordt gebruikt als schuilgebied of voor het leggen van eitjes en langere aaneengesloten bermen dienen als verspreidingsroute. We veranderen het eentonige beeld van de bermen in een afwisselende begroeiing met kruiden en kleur. Deze verandering biedt veel kansen voor vlinders, insecten en andere soorten, wat de biodiversiteit van het gebied ten goede komt. Daarnaast zijn bloemige bermen aantrekkelijker voor u als voorbijganger. Op die manier dragen we bij aan het vergroten van de biodiversiteit, het ondersteunen van insectenpopulaties, en het realiseren van kleurrijke en diverse natuur om de hoek. Dit gaat allemaal via een natuurlijk verloop en daarom heeft deze ontwikkeling de tijd nodig, des te meer omdat de gronden in Lansingerland erg rijk zijn.
Dat hangt af van de locatie en omstandigheden. Gras- en speelvelden worden onderhouden op beeldkwaliteitsniveau B (vanuit het kennisinstituut CROW) en komt overeen met ongeveer 20 tot 26 maaibeurten per jaar. Zogeheten ecologische (weg-)bermen worden minder en gefaseerd gemaaid. De meeste bermen maaien we 1 à 2 keer per jaar. We proberen zoveel mogelijk het gemaaide gras/kruiden ook af te ruimen. De maaifrequentie en het maaimoment hangt af hoe rijk de bodem is en welke soorten kruiden er groeien en bloeien.
- Maaironde 1: juni (week 24 t/m 26)
- Maaironde 2: eind september tot begin oktober (week 37 t/m 40)
Er zijn een paar uitzonderingen:
- Verkeershoeken en de eerste meter langs wegen en paden worden 3 à 4 keer per jaar gemaaid in verband met verkeersveiligheid. (week 16/17, week 24/25, week 31/32 en week 39/40);
- Het maaien van ecologische (weg-)bermen is maatwerk. Hierbij wordt gekeken naar de ontwikkeling van de berm en juiste tijdstip om het te maaien. Dit gebeurt vaak gefaseerd;
- Bij zeldzame soorten zoals bijvoorbeeld orchideeën, houden we rekening met de meest gunstige maaiperiode om de soort in stand te houden.
Gras- en speelvelden worden met een schotelmaaier of kooimaaier gemaaid. Het afgemaaide gras blijft liggen en dient als natuurlijke compost.
Schotelmaaier
Voor de ecologische bermen maaien we vaak met een schotelmaaier en proberen we zo min mogelijk een klepelmaaier te gebruiken. Met een schotelmaaier wordt het gras op circa 10 cm hoogte bij de voet afgeslagen. Hierbij wordt het gras niet verder gekneusd of tot pulp geslagen, zoals bij een klepelmaaier wel het geval is. Hierdoor is het makkelijker opruimen en kan het maaisel niet de bodem verrijken als natuurlijke compost. Na het maaien blijft dus het maaisel dan enkele dagen liggen, zodat zaden kunnen afrijpen en eruit kunnen vallen. Daarna wordt dit in strengen bij elkaar geharkt en afgeruimd/afgevoerd. Daar waar mogelijk blijft er per maaibeurt 20-30% van het gras staan.
Sinusbeheer
Op sommige locaties die goed zijn ontwikkeld passen we sinusbeheer toe. Per maaibeurt blijft dan circa 40% van de vegetatie staan en wordt er gewerkt met slingerende maaipatronen. Deze variëren in ruimte en tijd. Als resultaat ontstaat heel veel variatie, wat uitermate gunstig is voor de biodiversiteit. Bovendien wordt flora- en faunagericht beheer verweven in één methode.
Maai-zuigcombinatie
Alleen verkeershoeken, de eerste meter langs rijbanen/paden en moeilijk afruimbare of te maaien plekken worden gemaaid met een maai-zuigcombinatie. Hiermee ruim je alles in 1 werkgang op en verschraal je toch de bodem wat goed is voor kruiden/bloemrijkdom.
Dit noemen we gefaseerd maaien. De meest vergaande vorm hiervan is sinusmaaien. Per maaibeurt blijft circa 40% van de vegetatie staan en er wordt gewerkt met slingerende maaipaden, zogenaamde sinuspaden. Deze variëren in ruimte en tijd. Als resultaat ontstaat heel veel variatie, wat uitermate gunstig is voor de biodiversiteit. Op deze manier is er altijd voedselaanbod en zijn er genoeg schuilmogelijkheden. Bovendien wordt flora- en faunagericht beheer verweven in één methode.
Ja. Voor elke maaironde controleert men de berm. Kwetsbare soorten en zeldzame soorten worden gemarkeerd en maaien we om heen. Ook moeten de machinisten conform kleurkeur gecertificeerd zijn en deze herkennen en zorgvuldig mee omgaan. Ook werken we volgens een goed gekeurde gedragscode vanuit de wet Natuurbescherming.
Bermen en groenstroken zijn van levensbelang voor de biodiversiteit. Bij het maaien houden wij dus rekening met de ontwikkeling van de berm en de methode en tijdstip van maaien. Wij maaien bij voorkeur met een schotelmaaier en ruimen we het gemaaide gras na een aantal dagen op. Zo kunnen insecten vluchten, zaden afrijpen en eruit vallen tijdens het ophalen en kan het maaisel niet als compost dienen en verschraalt daardoor de bodem. Dit stimuleert en bevordert de ontwikkeling van gebiedseigen bloemrijke kruiden, die als voeding voor bestuivers en andere insecten dienen. Waar mogelijk maaien we ook gefaseerd. Hierbij laten wij bij elke maaibeurt een gedeelte staan, zodat er altijd bloeiende planten blijven staan en er het hele jaar voldoende voedselaanbod is voor bijen, vlinders en andere bestuivers. Ook biedt deze hogere vegetatie een veilige schuilgelegenheid waar tal van nuttige insecten en andere dieren van kunnen profiteren. Dit allemaal volgens het keurmerk Kleurkeur (vanuit de vlinderstichting), wat gericht is op goed doordacht maaibeheer dat is afgestemd op de lokale bodemsituatie en natuur. Op deze wijzen draagt ons maaibeheer bij aan de bevordering van biodiversiteit binnen onze gemeente.
Zo krijgen insecten de kans eruit te kruipen vluchten, kunnen zaden afrijpen en verspreiden tijdens het ophalen. Ook voorkomen we ermee dat er voedingsstoffen afgegeven worden aan de bodem en de bodem verrijkt. Dit stimuleert en bevordert de ontwikkeling van gebiedseigen bloemrijke kruiden, die als voeding voor bestuivers en andere insecten dienen.
Wij streven bij gazons beeldkwaliteitsniveau B na. Hierbij houden onze toezichthouders de kwaliteit en de weersverwachtingen goed in de gaten en stemt dit af met de onderhoudsaannemer. Bij (extreme) droogte groeit zelfs gras niet meer en is het ook niet verstandig om te maaien. We kijken dus goed naar de ontwikkeling en stemmen daar de werkzaamheden op af.
Wij doen we dit zeker op de plaatsen waar dat mogelijk is. Alleen zijn we niet aangesloten bij de beweging “’Maai Mei Niet” en noemen we dit ook niet zo.
In bermen bloeien de bloemrijke kruiden op verschillende momenten. Er staat dus altijd wel iets in bloei. Het maaien heeft grote invloed op de aanwezig planten, bloemen en insecten. Maar het maaien is ook noodzakelijk om de gewenste graslandsoorten te behouden en ieder jaar terug te laten komen. Door rekening te houden met zaadvorming en insecten proberen we zo min mogelijk te verstoren. Ook laten we steeds vaker delen van de vegetatie staan zodat insecten hier kunnen overleven en zaden kunnen rijpen. Denk hierbij aan gefaseerd maaien of sinusmaaien.
Op de maaikaart ziet u waar en hoe wij maaien.
Grasaren zijn bloeiende structuren die voorkomen in bepaalde grassoorten. Ze kunnen vervelend zijn voor honden (en katten). Wanneer honden rennen en spelen in hoog gras, kunnen grasaren in hun vacht blijven hangen. In zeldzame gevallen kunnen ze zelfs dieper doordringen, zoals in de huid, oren, tussen de tenen, wangen, ogen en soms zelfs in de neus ‘kruipen’.
Om de meeste overlast door grasaren te voorkomen, maaien we het gras langs de randen van paden en wegen regelmatig. In hondenlosloopgebieden maaien regelmatig (ongeveer eens per 14 dagen), zodat het kort blijft en grasaren en onkruiden minder kans krijgen.
Het is echter niet mogelijk om grasaren volledig uit te roeien of te voorkomen. Deze kleine zaden van de grassen gedijen op talloze plekken in de natuur. Het is onmogelijk om al die plekken grasaren-vrij te maken. Daarom is het van groot belang dat hondenbezitters ook zelf goed opletten.
Hondenbezitters
Vaker maaien voorkomt niet per se dat grasaren zich ontwikkelen. Dit betekent dat er altijd een risico bestaat dat een hond ermee in aanraking komt. Net als bij teken is er helaas weinig wat de gemeente daar aan kan doen.
Tips voor hondenbezitters:
- Laat de hond niet in het hoge gras lopen. Langs de meeste paden en in uitlaatgebieden is het gras korter, waardoor het risico minimaal is.
- Net zoals u controleert op teken, is het belangrijk om de hond regelmatig te controleren op de aanwezigheid van grasaren. Na elke wandeling is het verstandig om de mogelijke plekken waar grasaren zich kunnen hechten te onderzoeken, zoals de huid, tussen de tenen, op het hoofd (ogen, neus en oren) en de huidplooien rond de poten.
- Heeft de hond last van grasaren die niet zelf te verwijderen zijn, diep zitten en/of op gevoelige plekken? Maak dan snel een afspraak met de dierenarts voordat het erger wordt.